70 jaar na het eerste transport vanuit Westerbork


Waarom is de natuur hier zo mooi? Waarom fluiten de vogels zo prachtig? Ik begrijp er niets van. Hoe zijn zulke dingen mogelijk op zo’n verschrikkelijke plek als hier? Deze plek, die ik haat met alles wat ik in me heb. Althans, dat vertel ik mezelf als ik al weer op de terugweg naar de bushalte ben. Maar zodra ik het denk, realiseer ik me dat ik het niet kán haten, juist omdat de natuur er zo mooi is en de vogels zo prachtig fluiten. Maar ik voel me er niet beter door.

Ik ben in Westerbork. Of beter gezegd: voormalig kamp Westerbork, wat kilometers buiten het dorp ligt. Dat is uiteraard geen toeval. Kamp Westerbork ligt verscholen in het bos, uit het zicht van eventuele pottenkijkers. Daarmee was het in de Tweede Wereldoorlog een ideale locatie voor de Duitsers om deze Durchgangslager te bouwen, vanwaar in totaal 102.000 mensen per trein naar Theresienstadt, Auschwitz , Sobibor en Bergen-Belsen zouden worden gestuurd. Slechts ongeveer 5000 mensen overleefden hun laatste reis. Ze stierven onderweg of werden in de kampen vermoord. Ik ken één overlever van Theresienstadt, Ronald Waterman. Ook al voordat ik wist wat voor hel hij in zijn jeugd had doorgemaakt was hij een van mijn grote helden. Samen met hem reisde ik enkele jaren geleden naar Auschwitz. Maar in Westerbork was ik nog nooit geweest.

Natuurlijk wist ik al heel lang waar Westerbork voor stond, maar de ontstaansgeschiedenis bleek nog cruër dan gedacht: het kamp was al in 1938 opgericht door de Nederlandse regering, met als doel om Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk op te vangen. Het was bepaald niet de bedoeling dat zij zouden integreren in Nederland, dus werden ze naar Westerbork gestuurd. Als de situatie rustiger zou worden, zouden ze weer terug worden gestuurd. In plaats van dat Nederland een veilige haven werd, werd Westerbork voor die vluchtelingen slechts uitstel van executie. Vanaf 15 juli 1942 werden immers zoveel mogelijk joden door de Duitsers richting de vernietigingskampen gestuurd. Dat is nu dus 70 jaar geleden. Voor mij voelt het nog heel vers, terwijl ik pas in 1978 geboren ben. Maar de oorlog en zeker de holocaust heeft mij altijd gefascineerd. Ik ben er permanent verbijsterd over.

Dat gevoel had ik toen ik in Yad Vashem was, toen ik in het Holocaust museum in Washington DC was, toen ik bij het holocaust monument in Berlijn was en bij alle talloze begraafplaatsen en andere oorlogsmonumenten die ik in diverse landen heb bezocht. En ik had het nu weer in Westerbork. Ik hoop en weet dat het gevoel ook nooit weg zal gaan. Ik hoop het omdat ik het nooit wil begrijpen en ik weet het omdat het niet te begrijpen is. Daar heeft Harry Mulisch ooit het fantastische De Zaak 40/61 over geschreven, over de onmogelijkheid de holocaust te begrijpen, zelfs als je haarfijn weet wat er is gebeurd.

In Westerbork zag ik overal symboliek in. In de natuur en de vogels dus, maar ook in de naar de hemel gebogen treinrails, die iedereen kent van foto’s. Toch verrasten die treinrails me. Ik had namelijk altijd gedacht dat ze in de richting van het oosten (dus richting vernietigingskampen) omhoog wezen, maar het was juist precies aan de andere kant. Ik moest glimlachen: alsof werd gezegd: ‘van deze kant, vanuit Nederland, hebben we het onmogelijk gemaakt dat er nog mensen die kant op kunnen.’ Aan de andere kant van het stuk rails zaten stopblokken die je ook in Den Haag Centraal tegenkomt. ‘Tot hier en niet verder’, zeiden die blokken. Ook dat vond ik heel symbolisch. Maar die boodschap was zelfs nog rigoureuzer: direct achter het stopblok was namelijk een muur gemetseld. En toen ik dáár weer omheen liep, bleek er nóg een muurtje te staan. Het was duidelijk: er zou nooit meer een trein naar de hel vertrekken vanuit Westerbork.

Maar toen ik terugliep naar de bushalte (ik had een retourtje…) namen sombere gevoelens mijn gedachten weer over. Ruim 100.000 minipilaartjes gaven aan hoeveel mensen uit Westerbork waren weggevoerd. Zo onvoorstelbaar veel. Weer borrelden de vragen op die ik altijd heb. Vragen waar ik de antwoorden op weet, maar die ik niet wil begrijpen. Of… misschien wel begrijpen, maar niet wil accepteren.

Ik keek om me heen. Toen ik met de bus vanuit het informatiecentrum naar het kamp was gereden, regende het nog. Nu was het droog. Ik zag de enorme satellietschotels die al decennia lang naast het kamp opgesteld staan en dacht: hier probeert de mensheid verder te kijken, zover als maar mogelijk is, reikend naar de toekomst, naar kennis, naar nieuwe hoop. En nog geen honderd meter verder liet diezelfde mensheid zich op zijn allerslechtst zien. Nee, ik wil het niet begrijpen. Het is niet te begrijpen.


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *