Interview met Paul Sneijder (PvdA): Brussel is geen boeman


photo-95

Amper twee maanden na de gemeenteraadsverkiezingen moeten we alweer naar het stemhokje: de verkiezingen voor het Europees Parlement staan voor de deur. Het lijkt een ver-van-mijn-bed show voor lokale politici, maar is dat eigenlijk wel zo? Lokaal Bestuur nam de proef op de som en sprak met PvdA-kandidaat Europarlementariër Paul Sneijder over de kansen die Europa biedt aan waterschappen, provincies en gemeenten.

Waarom zouden lokale PvdA-politici na de gemeenteraadsverkiezingen ook campagne moeten voeren voor de Europese Parlementsverkiezingen?
‘Het simpelste antwoord: Europa is belangrijk. Het is een bestuurslaag die onvermijdelijk is in de wereld waarin we leven. Je kunt niet alles op nationaal of gemeentelijk niveau regelen. Veel zaken zijn grensoverschrijden. Sommige daarvan hebben directe impact op gemeentelijk of provinciaal beleid. Dan is het dus essentieel om te weten wat er speelt en om te zien of je dat Europese beleid kunt beïnvloeden of gebruiken.’

Wat staat er op het spel bij de EP-verkiezingen?
‘Het is voor iedereen belangrijk dat de economie weer gaat groeien. Europa kan daarbij helpen, bijvoorbeeld door met de inzet van een aantal fondsen meer kansen te creëren op banengroei. De PvdA vindt dat heel belangrijk en wil er ook voor zorgen dat de sociale kant van Europa beter belicht wordt.’

Wat hebben gemeenten nu concreet aan Europa?
‘Ik merk dat gemeenten soms een te beperkt beeld hebben van wat Europa is en kan. De EU is niet alleen regelgever en financier, maar ook een platform van ideeën. Het gaat dus niet alleen om wat mag en wat moet van Brussel, maar ook wat kán. En daarin hebben gemeenten en andere lokale overheden ook een stem. Er is een aantal terreinen waar gemeenten mee te maken hebben en voordeel uit kunnen halen, met name de structuur- en cohesiefondsen worden in Nederland ingezet om achterstanden of inkomensverschillen te verkleinen.’

Hoe werkt dat dan? Hoe kunnen gemeenten aanspraak maken op die fondsen?
‘Gemeenten kunnen, of beter gezegd: moeten samen met de nationale overheid een plan indienen, want er is een co-financier nodig om fondsen te kunnen verkrijgen. Dat lukt gemeenten regelmatig overigens. Den Haag kent bijvoorbeeld een van de grootste open markten in Europa, die recent gerenoveerd is met behulp van Europees geld. En Rotterdam krijg geld om een startup campus voor ondernemers te steunen.’

Is dat eigenlijk wel wenselijk, dat het rijke Nederland voor dat soort zaken subsidies aanvraagt?
‘Het hele systeem van EU subsidies behelst volgens sommigen niet meer dan het rondpompen van geld. Ergens is dat wel zo, maar tegelijkertijd betekent dat ook dat je natuurlijk wel actie moet ondernemen wanneer er fondsen geoormerkt zijn voor bepaalde bestedingen. Je kunt wel principieel vinden dat het geen goed idee is, maar het gaat vaak om fondsen die voor hele specifieke zaken bedoeld zijn waar bijvoorbeeld Griekenland toch geen aanspraak op zou kunnen maken. Soms kunnen Nederlandse steden of universiteiten bijvoorbeeld aanspraak maken op een potje voor de ontwikkeling van zeer specifieke knowhow, vaak op technologisch gebied. Nederland draagt meer af aan Europa dan we terug krijgen, áls we dan aanspraak kunnen maken op bepaalde fondsen, dan moet je dat niet laten. Anders zou je net zo goed kunnen zeggen dat Nederland de complete rijksbegroting naar Afrika zou moeten sturen, maar dat doe je ook niet.’

Zijn er naast de structuur- en cohesiefondsen nog andere geldstromen?
‘De derde belangrijke stroom is Horizon 2020, een nieuw programma om innovatie te bevorderen, met name op terreinen als duurzaamheid en vergrijzing. Daar moeten lokale overheden dus ook goed op letten. Maar Europa draait natuurlijk niet alleen om geld, ook om beleid. Het is voor gemeenten en provincies bijvoorbeeld interessant om naar het Comité van de Regio’s te kijken, waar delen van Europa elkaar op regionaal gebied tegenkomen en bespreken hoe ze met thema’s als integratie of OV om kunnen gaan. Dat is nuttig omdat je dan niet telkens zelf het wiel hoeft uit te vinden, maar van elkaar kunt leren. Daar is Europa heel goed in.’

Je gaf net twee voorbeelden van grote steden die Europa hebben kunnen inzetten. Hebben kleine gemeenten ook iets aan Europa?
‘Jazeker, er gebeurt natuurlijk veel op het gebied van plattelandsontwikkeling en landschapsbeheer. Het gaat allang niet meer alleen over voedsel, maar ook over cultuurbeleid op het platteland. We zijn van productiesubsidie naar inkomenssubsidie gegaan en zijn nu naar subsidies gegaan om plattelandscultuur te beheren. Als de Fransen dat met hun wijnboeren kunnen doen, moeten wij dat ook met onze koeien kunnen doen. De inrichting van onze leefomgeveing is voor een groot deel nationaal of lokaal beleid, maar er zijn ook Europese doelstellingen die juist aan dat lokale karakter bij kunnen dragen. ‘

Hoe haal je dat soort geldstromen binnen?
‘Als raadslid of als statenlid kun je naar een wethouder of gedeputeerde stappen. Die moet dan toch al snel aankloppen bij het ministerie van Economische Zaken. Daar is sowieso veel kennis en informatie over de mogelijkheden die de EU biedt. Zij kunnen je dan verder op weg helpen.’

Zijn er nog andere Europese zaken die lokaal beleid raken?
‘Talloze. Neem bijvoorbeeld de maximale snelheden op onze wegen, die hebben onder andere te maken met fijnstofnormen die op Europees niveau worden vastgesteld. Zelfs als je Europees beleid niet direct kunt beïnvloeden, maak je wel deel uit van Europese regels.’

Een mooi voorbeeld daarvan zijn regels voor woningbouw. Er is een Europese huurgrens voor sociale woningbouw waar Nederland last van zegt te hebben.
‘Dat is een typisch een voorbeeld waarvan we vinden dat Europa ons beperkt. Maar als gemeente kun je wel je nationale overheid of politici daarbinnen aanspreken om dat op EU niveau aan te kaarten. En dat gebeurt ook. Er is een oproep geweest om de huurgrens op te hogen. Je moet daarover in discussie blijven.’

Welke rol kunnen Europarlementariërs daar in spelen?
‘EP’ers kunnen dit soort zaken natuurlijk ook aan de kaak stellen. Ga dus niet alleen naar je minister, maar stap ook naar EP’ers. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Brussel is heus geen onneembare vesting. Er is niets zo transparant als Brussel. Je kunt heel makkelijk een ambtenaar van de Europese Commissie bellen en zeggen dat je iets dwars zit. Die ambtenaren zijn vaak toegankelijker dan ambtenaren op het gemiddelde stadhuis. Europa neemt wat dat betreft snel de telefoon op, want ze hebben behoefte aan informatie van het veld, van mensen die er echt mee bezig zijn. Ze hebben zelf het apparaat immers niet, er zijn relatief weinig ambtenaren actief in Brussel. Alleen al daarom zijn er 25.000 lobbyisten actief in Brussel. Zij kunnen die benodigde informatie wel leveren. De drempelvrees om naar Brussel te stappen is dus onterecht. Brussel is geen boeman. En ook niet zo groot dus als mensen soms denken. De Nederlandse overheid geeft dit jaar 267 miljard euro uit. Europa 100 miljard. Voor álle Europese 507 miljoen inwoners. Dat is in vergelijking een schijntje.’

Hoe zorg je er voor dat je als Europarlementariër dingen doet die mensen hier lokaal raken? Hoe houd je binding met de eigen achterban?
‘Dat moet een two way street zijn. Ik roep iedereen die tegen problemen aanloopt waar een europese component aan zit op om contact met mij op te nemen. Ik wil graag zeer herkenbaar zijn vanuit Nederland en ook zo opereren. Ik wil niet opgesloten zijn in de vergaderpaleizen van Brussel en ik zal ieder gesprek dat ik kan aangaan ook daadwerkelijk aangaan. Een risico dat je loopt als je naar Brussel gaat is dat je jezelf opsluit in het interne circuit. Dat is nuttig, want je moet deelnemen aan de politieke strijd. Maar je moet je goed realiseren dat je er niet zit voor de Europese bureaucratie, maar voor de kiezer.’

Arbeidsmigratie raakt gemeenten heel erg. Hoe kan Europa hier een rol in spelen?
‘Ik ben voor het vrije verkeer van personen en werknemers, daar worden we alleen maar beter van. Wat minister Asscher gedaan heeft om omstandigheden waarin Oost-Europeanen hierheen komen te verbeteren vind ik heel goed. werkgevers die hen uitbuiten en huisjesmelkers moet je aanpakken. Nederland op slot doen lost niets op.’

Moet Nederland het er op de koop toenemen dat we er last van hebben?
‘Onze werkloosheidsproblematiek heeft met de economische crisis en tal an andere factoren te maken. Arbeidsmigratie is daar maar een klein onderdeel van. Er zit ook veel problematiek in de overgang naar een diensten- en kenniseconomie waar we al jaren mee te maken hebben, daardoor verdwijnen de meer klassieke banen. Dat moet je niet verwarren met de schuld geven aan bijvoorbeeld Oost-Europeanen.’

Wat zijn nu typische provinciale EU-onderwerpen?
‘Milieuwetgeving, natuurbeleid, aanbesteding van regionaal OV, innovatie, duurzaamheid, dat zijn wel de thema’s. Je ziet dat het binnen de EU vaak slim is om op regionaal niveau te clusteren. Provincies hebben dus al snel een schaalvoordeel. Maar dan nog zijn er vaak grensoverschrijdende thema’s waarbij nog bredere samenwerking nodig is. Neem bijvoorbeeld de tramlijn tussen Hasselt en Maastricht. OV is typisch iets wat wanneer nationaal bedacht meteen bij de nationale grens ophoudt. Juist door te werken in EU-regioverband is de economische samenhang van een regio veel logischer te maken. Een steunaanvraag bij de EU heeft dan veel meer potentie.’

En hoe zit het met de waterschappen?
‘Die hebben heel erg te maken met Europees beleid: de kwaliteit van ons water is op Europees niveau geregeld, evenals klimaatbeleid, zoals doelstellingen over C)2-uitstoot. Voor waterschappen is steun krijgen van de EU wel iets lastiger. Dijkverhoging bijvoorbeeld valt niet onder een van de drie hoofdgeldstromen van de EU, maar valt weer wel onder het kopje: ‘hoe om te gaan met het klimaat?’ Ik denk dat waterschappen iets creatiever moeten zijn, maar dat er wel zaken te regelen zijn. Al is het maar in het kader van onderzoek, van research en development.’

Waar is Nederland goed in qua Europese lobby’s?
‘Nederland is een hele serieuze speler binnen Europa. we hebben een paar moeilijke periodes meegemaakt, met de afwijzing van de grondwet bijvoorbeeld. Die periode zijn we voorbij, althans, met dit kabinet. Dijsselbloem die zelfs voorzitter van de Eurogroep is, dat wil wel wat zeggen. We worden zeer serieus genomen. En waar we goed in zijn? We hebben aardig wat invloed gehad op het verstrengen van begrotingscontroles, het instellen van een bankenunie, het saneringsbeleid voor Griekenland… we staan dan altijd aan de kant van de zuinigen, net zoals de Duitsers en de Finnen.’

De logische vervolgvraag is wellicht: waarin zijn we niet goed?
‘Als het gaat om het binnenhalen van geld staan we vanwege die dubbele houding over dat rondpompen daarvan wat zwakker. Fransen zijn daar veel gehaaider in, bij ons heeft dat minder prioriteit. Maar Nederland moet geen netto ontvanger worden, dat past ons niet. Er kan heus wel op een zinniger manier met geld worden omgegaan in Europa, maar solidariteit met andere landen die een welvaartsniveau willen bereiken dat wij al hebben is cruciaal.’

Verschenen in: Lokaal Bestuur, april 2014
Geschreven door: Kirsten Verdel


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *