Kort bezoek aan Servië en Bosnië-Hercegovina..


Ik bezocht dit weekend mijn 21e en 22e land van dit jaar. Een absoluut record en het jaar is nog niet afgelopen. Heel veel meer komt er echter niet meer bij. 😉

De vraag voorafgaand aan dit weekend was: is het mogelijk om in drie dagen tijd naar zowel Servië als
Bosnië te gaan en daar dan serieus iets te zien. Het antwoord op die vraag is een volmondig ja. Hier even
een verslag van wat je in een paar dagen tijd allemaal mee kunt maken, als je het leuk aanpakt.


Vrijdagochtend wachtte ik enigszins langer dan de planning was op Maarten, die met mij mee zou reizen naar de Balkan. Langer dan normaal, want zijn trein stond in brand. Zo gaan die dingen. Hij kwam echter wel op tijd, waarna ik hem vertelde dat we niet naar Zagreb in Kroatië gingen -wat hij wekenlang dacht omdat ik hem dat had verteld-, maar dat we naar Servië en Bosnië-Hercegovina zouden reizen. Hij lachte dat hij al een vermoeden had dat we niet naar Zagreb zouden gaan, maar de werkelijke bestemming had hij niet geraden.

Wat ik dan weer niet wist, was dat we geen rechtstreekse vlucht bleken te hebben, maar dat we via Brussel zouden vliegen. Een vlucht met een tussenstop, dat had ik ondanks mijn vele reizen eigenlijk nog niet eerder meegemaakt. Zo haan ook die dingen, kennelijk. 🙂

Om half vier landden we in een druilerig Belgrado, waar we snel onze huurauto oppikten en naar onze
couchsurfhost Branka reden. Maarten had nog nooit gecouchsurft en meldde achteraf zich enigszins zorgen te hebben gemaakt (‘waar komen we in vredesnaam terecht’) toen we voor Branka’s appartementencomplex stonden, maar zijn couchsurfangst verdween als sneeuw voor de zon toen we Branka ontmoetten en hij zag dat couchsurfing gewoon is alsof je bij vrienden gaat logeren. Want dat is het in feite, met als enige verschil dat het meestal vrienden zijn die je nog niet kent. 😉

Branka bleek geweldig te zijn. Ze zette meteen thee en chips voor ons neer, liet ons onze slaapplaatsen
zien in haar strak gestileerde huis en nam ons daarna op sleeptouw naar de stad. Daar aten we eerst in een goed restaurant met de naam Cashmire, dat in de beroemde straat Silicon Valley lag. Niet dat die straat echt zo heet, maar zo wordt hij daar lokaal wel genoemd. Dit vanwege de stoere jongens die er met hun dure auto’s paraderen en de bijbehorende blondines met enigszins opgepompte borsten die daar dan bij horen. Erg grappig.

Na het etentje reden we richting een enorm fort dat midden in de start ligt en aan alle kanten
middeleeuwen uitademt. Daar zou een wijnproeverij zijn waar ook nog een paar vrienden van haar en enkele andere couchsurfers zouden komen. Ik drink helemaal geen wijn, maar dat gaf echt niet, want leuk was het toch: het fort was prachtig uitgelicht, de tafeltjes met wijnboeren waren erg gezellig en de live Balkan muziek die door enkele muzikanten werd gespeeld kwam geweldig tot zijn recht in de mooie omgeving. Het werd een hele leuke eerste avond.

De volgende ochtend vertrokken we al om 9 uur richting Bosnië. Branka bleef in Belgrado achter, maar we kregen een andere couchsurfer mee die in Sarajevo woont en graag met ons meeliftte. De 19-jarige Ja Ja werd onze tourgids voor de reis! En dat was hard nodig ook, want het navigatiesysteem dat Branka ons had geleend kregen we echt niet werkend. Dankzij Ja Ja ging alles gelukkig in één keer goed, waardoor we na een paar uur rijden onze eerste stop maakten, in Srebrenica. We waren een stuk omgereden om daar bij de memorial site te kijken, die enkele kilometers van Srebrenica zelf af ligt.

Ik moet zeggen, ik vond het ontluisterend. De weg naar Srebrenica toe kenmerkte zich al door steeds meer en meer kapotgeschoten huizen. Sommigen in verre staat van verval, andere met slechts wat kogelgaten, weer andere waren duidelijk zichtbaar herbouwd, maar wel op de goedkoopst mogelijke manier. Alsof er snel wat bakstenen op elkaar waren gezet, meer niet. Eigenlijk was dat ook zo: een beetje houtje-touwtje allemaal.

Dat vond ik dus ook van de gedenkplaats van de genocide. Op weg naar Srebrenica staat nergens een aankondiging dat er verderop een gedenkplaats is. Daar begint het al mee. Eenmaal daar staat er wel een muur met een nette omschrijving van de gruwelijkheden die er in 1995 hebben plaatsgevonden (8372 Bosnische moslims werden er door Servische soldaten, onder leiding van Mladic die momenteel in de gevangenis in Scheveningen zit, afgeslacht; een conservatief getal gebaseerd op daadwerkelijk gevonden lichamen, daar er nog zo’n 4000 mensen vermist zijn). Maar zodra je het hek door bent is het toch wat… ik weet niet eens wat het juiste woord er voor is. Armoedig? Genant? Troosteloos?

Wat wil het geval: zodra je binnenkomt is er een hok waar een gastenboek ligt. Dat moet je maar toevallig net zien, want er zit verder niemand. Ook is er een kleine ruimte waar iets van 12 foto’s hangen die zijn gemaakt toen de massagraven werden gevonden. Bij elke foto staan een paar zinnen uitleg, maar ook hier zit weer niemand in de ruimte.

Dan naar buiten, waar de graven zijn. Daar staan alle namen van slachtoffers op alfabetische volgorde in een speciaal daarvoor gemaakte muur uitgehakt. Dat is imposant. Maar de graven zelf zijn dat niet. Die zien er uit alsof er of een enorme mollenplaag is geweest, of alsof de graven pas gisteren zijn neergelegd: hopen aarde met een klein paaltje als zerk erbij, meer niet. Ik vroeg me eerst nog af of het misschien symbolisch bedoeld was, iets als: ‘wat hier gebeurt is moet dicht bij de oppervlakte blijven’, maar al snel bleek dat dat niet het geval was, het was gewoon op een erg goedkope manier aangelegd allemaal. Op zich wel verklaarbaar wellicht: de regio was voor de oorlog al arm, maar als dan in de oorlog ook nog eens alle mannen worden vermoord, dan blijft er weinig geld over voor graven. Dat bleek nog eens extra toen ik later toevallig in de krant zag staan dat lokale Bosniërs aan de Nederlandse Kamerleden die een paar dagen voor mij in Srebrenica waren om geld voor het museum/de gedenkplaats hadden gevraagd. Hard nodig, en wat mij betreft moet Nederland dat geld ook geven.

Want dat was het volgende waar we mee werden geconfronteerd op de gedenkplaats: de rol van Dutchbat. De situatie was in 1995 namelijk samengevat als volgt: de VN had het gebied bij Srebrenica in de oorlog op een gegeven moment aangemerkt als beschermd gebied. De lokale Bosniërs moesten hun wapens inleveren, want Srebrenica werd een demilitarized zone, onder bescherming van de VN. Een Nederlandse groep soldaten, Dutchbat genoemd, moest voor die bescherming zorgdragen. We weten allemaal hoe dat geëindigd is: Karremans, leider van Dutchbat, ging akkoord toen de Serviërs zeiden dat ze alle mannen per bus weg wilden voeren uit het vluchtelingenkamp. Mannen die massaal de dood in werden gejaagd door de Service troepen. Een genocide in Europa, in 1995. Mede dankzij Dutchbat, dat zei niet anders gekund te hebben: ze waren immers met veel te weinig en er kwam geen steun van de VN en ze hadden te weinig mandaat. Wellicht makkelijk praten van mijn kant, maar ik denk dan: je bent toch soldaat, dan probeer je het toch op zijn minst? En: als ze het hadden geprobeerd, en er waren doden gevallen, dan was er alsnog wel steun gekomen… (of juist het tegenovergestelde: dan had de VN-leiding gezegd: allemaal terugtrekken). Maar ik moest dus vooral aan twee dingen denken eigenlijk: 1) ‘Befehl ist befehl’ werd ook door de Duitsers als excuus gebruikt. Dat kan juridisch misschien wel zo zijn, maar moreel is het fout, zeker als je weet dat er een massamoord gepleegd gaat worden. En 2) Romeo Dallaire, VN-generaal in Rwanda, koos wél voor ingrijpen, toen hem door de VN-leiding werd gezegd dat hij zich juist nergens mee moest bemoeien. Hij wist meer dan 30.000 mensenlevens te redden daardoor. Dus tja… Moeilijk.

Het laatste wat me opviel aan de gedenkplaats, was het graf van de katholieke Rudolf. Hij was enkele jaren geleden pas gevonden in een van de massagraven. Waar alle doden verder moslim zijn, was hij dus de uitzondering. Letterlijk en figuurlijk, want hoewel hij wel op de gedenkplaats is begraven, is dat wel op afstand van de andere graven gedaan. Ik vond dat heel cynisch, want een van de boodschappen van de gedenkplaats is juist dat het schandalig is dat mensen puur vanwege hun geloof worden vermoord, dat iedereen eigenlijk gewoon gelijk is en als zodanig behandeld moet worden. En dan plaats je een graf van iemand met een ander geloof juist op zo’n begraafplaats op een andere plek… ik kreeg er een beetje een naar gevoel van. Ja Ja vond het ook wat vreemd.

Vlak voordat we weg wilden gaan, sprak een 27-jarig Bosnisch meisje een kleine (de enige) groep bezoekers toe. Zij vertelde dat ze 11 was toen de slachting plaatsvond. Ze vertelde hoe haar vader werd vermoord door de Servische soldaten, hoe ze met haar broertje en zusje wist te overleven en hoe haar moeder nota bene door de buren, voor wie ze altijd had gewerkt, werd aangevallen, gevangen genomen en een week later na allerlei verhoren werd vermoord. Het was een bizarre sensatie om daar iemand te zien staan die gewoon super westers is, zes jaar jonger is dan ik, die zo’n gruwelijk verhaal moet vertellen. Ook zij had weinig goede woorden over voor Dutchbat.

Na haar relaas reden we door naar Sarajevo, waar we rond vier uur aan kwamen. Het ging nog even mis met parkeren, want Ja Ja had me per ongeluk iets te ver door laten rijden op een steile helling bij de eindbestemming. Ik moest een stukje achteruit, maar kon niet zien wat er achter me zat, zoals ik ook twee keer hardop zei toen ik voorzichtig achteruit reed. Helaas pikten mijn medereizigers die boodschap niet op, want ze waarschuwden me niet voor het feit dat er een afgrond in aantocht was. Dus… BOEM.. ineens stond de auto stil. Maarten stapte uit: het linkerachterwiel hing over de rand van die afgrond… met hulp van Ja Ja wist hij de auto weer op de weg te duwen, terwijl ik flink gas gaf. Gelukkig was er geen schade.

Ja Ja’s moeder ontving ons met een gigantische maaltijd, waarna we de stad inliepen en urenlang door Ja Ja werden rondgeleid. Door de heuvels, de oude stad -die erg lijkt op Istanbul of Jeruzalem-, de nieuwe moderne stad, langs posters met reclame voor Occupy Sarajevo, langs kerken, synagogen en moskeeën en langs de plek waar Franz Ferdinand in 1914 werd vermoord -ook al door Serviërs, zo lachte Ja Ja-, wellicht de moord met de meest verstrekkende gevolgen ooit; hierna begon immers de Eerste Wereldoorlog.

Na onze lange rondtocht door de stad, via een apotheek waar we hoestdrank kochten voor de maar niet aflatende droge hoest waar ik al weken mee rondloop, eindigden we uiteindelijk bij Club Sloga, een geweldig mooie nachtclub, die om 21:00 nog leeg was, maar waar letterlijk geen tafel meer te krijgen was: alles was gereserveerd. Omdat wij de allereerste gasten waren en erg zielig keken, kregen we toch een tafel. We hadden geen tien minuten later moeten komen, want vlak na onze aankomst liep de tent helemaal vol. Met jaren ’80 en ’90 muziek op de speakers en foto’s van Greta Garbo, James Dean en talloze andere oude filmsterren op de muren vermaakten we ons met mensen kijken en behoorlijk wat alcohol. Nog geen anderhalf uur later was de club tjokvol. Maar wij vertrokken alweer, want we moesten de volgende dag weer vroeg terug naar Belgrado.

Die volgende ochtend kwamen we de deur echter niet uit voordat we weer een gigantische maaltijd hadden gekregen van Ja Ja’s moeder, waar we die nacht gelogeerd hadden. Dat ging niet helemaal goed, want na enige tijd rijden riep Ja Ja ineens: ‘stop the car, stop the car’, waarna we de deur net op tijd open hadden: hij moest overgeven.  Hij moest er zelf nog het hardste om lachen.

Uiteraard reden we op de terugweg verkeerd. Na 30km de verkeerde kant op rijden kwamen we daar pas achter. Vervelend, want we hadden al zo weinig tijd: weer helemaal terug dus. Dat betekende ook een potentiële uitdaging voor onze benzineslurper, want we hadden met z’n drieën alles bij elkaar welgeteld nog 6 EUR aan Bosnisch geld en daarmee zouden we de grens niet halen. Het eerste tankstation dat we tegenkwamen was dicht, bij de tweede was de pomp stuk en bij de derde konden we in ieder geval niet met een pasje bijbetalen. Gelukkig kon dat bij de vierde wel. Toch spannend. 🙂

Nog steeds in Bosnië pikte ik een lifter op. Het was een 46-jarige man die er uit zag als 56, die op weg was naar zijn werk in Loznidja, in Servië. Hij vertelde dat hij altijd manager was geweest in een fabriek, tot in 2001 de fabriek, net als vele andere, werd geprivatiseerd. Binnen no time ging het mis, de hele boel ging failliet. Hij kwam uiteindelijk 50km verder terecht in Servië, waar hij nu houthakker was. Hij werkte telkens 15 dagen op rij, van 06:30 uur tot zonsondergang. Daarna liftte hij weer terug naar huis (soms nam hij de bus), waar hij dan 2 of 3 dagen was. Een zwaar bestaan. Hij bood ons een drankje in een wegcafé aan, maar ik zorgde ervoor dat hij dat niet zelf hoefde te betalen. De dikke fooi die we de eigenaar van het café gaven leidde tot een grote grijns bij de eigenaar, die meteen kwam helpen om mijn jas aan te trekken. Erg grappig.

Pas echt leuk werd het echter toen ik een paar uur later in Servië in de verte ineens een auto zag die verdacht veel op een politieauto leek. Ik remde daarom hard af, want ik reed een kleine 130km per uur op een (ernstig lege) weg waarvan ik dacht dat je er 60 mocht rijden. Op het moment dat ik dacht dat ik in het bereik van een eventuele radarmeting zou zijn, zag ik dat ik 75 reed. ‘Shit, nog te hard,’ dacht ik. En jawel: daar ging de deur van de politieauto al open… een agent stapte uit en stak een stop bordje omhoog. Gelaten parkeerde ik de auto in de berm. De agent vroeg direct om al mijn papieren: autopapieren, rijbewijs, paspoort… ik had alles gelukkig bij me. Daarna moest ik uitstappen en meelopen. Ik riep tegen Ja Ja dat hij ook uit moest stappen, want de agent sprak geen vijf woorden Engels en ik geen vijf woorden Servisch. Ja Ja ging mee en probeerde te vertalen. Maar al binnen tien seconden had ik door dat hier een spel werd gespeeld. De agent deed namelijk alsof hij een boete aan het schrijven was op een officieel formulier, maar ik zag dat hij niets schreef, maar slechts deed alsof. Tegelijkertijd vertelde hij Ja Ja dat we 103 hadden gereden waar je 80 mocht en dat daar een boete van 50 euro op stond, die bij de bank betaald moest worden. Maar omdat het zondag was, was de bank dicht, dus was er ‘een probleem.’

Wat Ja Ja al snel zei, had ik al geconcludeerd: meneer wilde smeergeld. Maar spelletjes spelen kon ik ook, dus ging ik in de: ‘he, wat bedoel je, ik snap er helemaal niets van’ modus. Ik trok een gezicht waaruit moest blijken dat ik totaaaaal niet begreep wat er allemaal aan de hand was. Zelfs toen de agent op een blaadje het getal 80 schreef en daarnaast het getal 103, waarna hij de 103 doorstreepte en met zijn vinger gebaarde van ‘mag niet’, keek ik hem alleen maar glazig en ongelukkig aan. Ja Ja had moeite om zijn lachen in te houden. Hij vond de situatie absurd. Dat was ie ook. Er werd nog wat heen en weer gepraat, maar ik gaf geen sjoege, ik bleef de domme buitenlander die het allemaal niet snapte. Net toen ik Ja Ja wilde zeggen dat ik de boete wel cash wilde betalen (omdat het allemaal wel erg lang duurde en ik geen smeergeld wilde betalen, ook al zou dat minder zijn), gaf de agent het op! Hij zei dat hij ons een ‘favor’ wilde doen en ons liet gaan. Hoogstwaarschijnlijk hadden de agenten (er waren er twee) inderdaad helemaal geen bewijs dat ik te hard had gereden, want ik was gewoonweg echt heel ver weg toen ik de politieauto had opgemerkt, en konden ze dus ook geen officiële boete uitschrijven. En omdat het omkopen ook al niet werkte, gaven ze het maar op. Toen ik, nog steeds met een groot vraagteken in mijn gezicht, mijn papieren weer aanpakte en terugliep naar onze auto, zag ik uit mijn ooghoek dat de agent zijn lachen niet in kon houden. Het was een soort machteloze lach van: ‘ Shit, mislukt.’ Ja Ja vertelde me bij de auto dat de agent gefrustreerd iets tegen hem had geroepen als dat ik wel van een andere planeet leek te komen, omdat ik er zo niks van begreep. Tja, ik had het juist heel goed begrepen, haha… na dit avontuur reden we weer verder..

Rond 15:00 uur waren we in Belgrado, waar Branka’s broer Lucky inmiddels ook gearriveerd was. Hij had voor ons gekookt. En hoe! Weer werden we verschrikkelijk verwend met de lokale keuken, helemaal aangepast aan het feit dat ik geen vlees uit. Top!! Na een uitgebreide maaltijd, waar ook een vriendin van Branka nog bij aanschoof, reden we de stad in. Lucky en Branka gaven ons een uitgebreide tour van de stad en vertelden honderduit over de geschiedenis van Joegoslavië en Servië in het bijzonder. Ik constateerde tussendoor nog even dat er veel meer motoren te zien waren in Belgrado dan in Sarajevo: daar had ik er welgeteld 1 gezien, in Belgrado ‘maar liefst’ 7. Ook niks dus, in een stad van 1,67 miljoen mensen! We reden naar een ander fort, waar ook een militair museum was. Voor het eerst in mijn leven stond ik op een tank. Erg leuk om een keer te doen. Niet veel later sloten couchsurfer Jelena en haar Duitse gast Marko zich bij ons aan. Bij een wandeling door de stad liepen we nog tegen Occupy Belgrade aan, bestaande uit 7 mensen, 1 megafoon, 20 man publiek en wat pers… waarna we naar een paar verschillende café’s gingen. Ook Ja Ja kwam hier weer heen. Urenlang praatten we verder over het leven op de Balkan. Ik leerde er veel, in die laatste uren! Maar we maakten het weer niet echt laat, want we moesten nog terug naar Nederland, want maandag wachtte er weer gewoon werk op me…. 😉

Maar goed, dat is dus in een notendop wat je in 2,5 dag mee kunt maken op een tripje naar de Balkan. 😉


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *